Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Men zal [het] [49]zwaard uittrekken, het zal uit het lijf uitgaan, en [50]glinsterende uit [51]zijn gal voortkomen; verschrikkingen zullen over hem zijn. 49. Het woord zwaard is begrepen in het woord schalaph, uittrekken, hetwelk meest van het zwaard gebruikt wordt. Zie Num.22:23,31; Richt.8:20, en Richt.9:54, en Richt.20:2,25; 1 Sam.31:4. Anders, Hij [te weten, God] zal uittrekken, enz. Zie boven, vs.4,23; onder, hfdst.21 vs.17; Deut.32:41,42. 50. Hebreeuws, de glinster, blik, of glans, te weten, van het zwaard, dat is: de blinkende punt van het zwaard. Alzo wordt het Hebreeuwse woord genomen Deut.32:41; Ezech.21:10,15; Nah.3:3; Hab.3:11. 51. Versta, het binnenste zijns lichaams; waarmee betekent wordt een dodelijke plaag, dat is, des bozen ondergang.